Leraren die parttime werken moeten een financiële bonus krijgen als ze fulltime gaan werken. Dat is een idee van Minister Wiersma voor primair en voortgezet onderwijs. Met het plan wil hij de lerarentekorten verkleinen. Het plan zit nog in de pilotfase, maar twee grote onderwijskoepels in de regio reageren niet direct enthousiast. “Het wordt vooral gezien als VVD-proefballonnetje.”
Het lerarentekort is een groot probleem. Volgens Maarten Stuifbergen, bestuursvoorzitter van STOPOZ, een overkoepelende organisaties waar meerdere basisscholen in de regio onder vallen, zijn er in Nederland zo’n 10.000 klassen zonder leraar.
“Daar krijgen we natuurlijk buikpijn van. Dat de minister alles op alles zet om de meest creatieve oplossingen te onderzoeken en een pilot als deze uitzet, snap ik. Maar of dit de oplossing is betwijfel ik”, reageert Stuifbergen aan Haarlem105.
Henk Post, bestuursvoorzitter Dunamare onderwijsgroep, waar meerdere middelbare scholen in de regio onder vallen, reageert ook niet met de loftrompet: “We hadden toevallig vorige week een vergadering. De een vindt het weer eens een VVD-proefballonnetje de andere ziet het wel als een erkenning voor het harde werken. Maar het is geen fundamentele oplossing.”
Deeltijd wordt bewust gekozen
Beide heren zien weinig heil in de financiële impuls om leraren te stimuleren meer uur te werken. “Het is een zwaar beroep en leraren kiezen bewust voor parttime, bijvoorbeeld om het te kunnen combineren met het gezinsleven”, aldus Stuifbergen.
Ditzelfde beeld ziet Post: “Deeltijd werk wordt bewust gekozen om te zorgen voor de kinderen en het kunnen regelen van de opvang van de kinderen. Nee, de verwachting is niet dat veel leraren er gebruik van willen maken.”
Leraar als gidsfunctie
Oplossing voor het lerarentekort moeten meer gezocht worden in fundamentele veranderingen. Maar ook hoe een maatschappij aankijkt tegen het lerarenvak.
“Het fundamentele probleem ligt in de kern van het leraarschap”, vervolgt de bestuursvoorzitter van STOPOZ. “Hoe waarderen we als samenleving het vak? Wat heb je ervoor over dat jouw kind een goede leraar heeft met een soort gidsfunctie welke kant het kind kan op gaan in het leven. Volgens mij is het een van de belangrijkste beroepen in Nederland.”
“Op de beroepsprestige-ladder keldert het vak leraar, daar krijg ik buikpijn van”
Maarten Stuifbergen, bestuursvoorzitter van STOPOZ
Maar deze waardering zie je volgens Stuifbergen helemaal niet terug en hij doelt daarmee op wetenschappelijk onderzoek. “Je hebt de beroepsprestige-ladder die om de zoveel jaar wordt afgenomen. Je ziet daarin dat het beroep leraar kelderen van plek 42 naar 69. Daar krijg ik wel buikpijn van”, aldus Stuifbergen.
Structurele veranderingen
Naast deze existentiële vragen zou er gekeken moeten worden naar hoe het onderwijs anders kunt inrichten. Incidentele gelden zijn dan volgens Post niet de oplossing. “Dan komt er tijdelijk geld van het NPO (Nationaal Programma Onderwijs, red.), een andere keer is er een tijdelijke subsidie voor iets anders. Maar er is een langetermijnvisie nodig waar iedereen achter staat. Die poging mis ik”, aldus Post.
Hij pleit ervoor om te kijken hoe je mensen meer kunt enthousiasmeren voor het vak, ‘maar ook zouden we de uren van de leraren anders moeten invullen en moet er voldoende tijd komen voor decenten om aan lesontwikkeling te doen.’
“Daar liggen genoeg bouwstenen om een langetermijnvisie kunt ontplooien”, besluit Post. “Ik doe dit nu vanuit de auto, terwijl op het ministerie honderden mensen zitten die daar toch ook wel uit zouden moeten komen.”