Het Vogelhospitaal in Haarlem ontvangt de laatste tijd veel babyzilver- en mantelmeeuwen. Ieder
jaar van half juni tot half augustus herbergt het hospitaal zo’n 200 jonge vogels, al dan niet
gewond.
Het oorspronkelijke broedgebied van de meeuw is in het duingebied, op de grond. Door de recreatie
en de toename van de vossenpopulatie worden de meeuwen gedwongen om een veiligere omgeving
te vinden om te broeden. Die vinden ze op de platte daken in kustplaatsen, zoals Haarlem.
“Het gebeurt vaak dat jonge kuikens van het dak waaien of wat oudere kuikens in tuinen of op straat
belanden, met overbeschermende ouders tot gevolg,” vertelt Wiebe Boomsma, beheerder van het
hospitaal aan de Vergierdeweg. Het draagt allemaal niet bij aan de toch al niet al te grote populariteit
van de meeuw.
Mensen zijn bang voor de agressieve meeuwen, willen ze niet in hun tuin of voor de deur en zo
gebeurt het dat de dierenambulance wordt ingeschakeld om de babymeeuw te vangen en naar het
hospitaal te brengen, of mensen doen het zelf.
Ouders
Toch ziet het hospitaal het liever anders. “Zelfs als een dier lichtgewond is, heeft het onze voorkeur
dat het bij de ouders blijft. Het kan soms lijken alsof de ouders het dier in de steek hebben gelaten,
maar dat is in 99 procent van de gevallen niet zo.”
Het Vogelhospitaal adviseert mensen dan ook om een babymeeuw die niet zichtbaar zwaar gewond
is, uit te zetten op een groen perk binnen een straal van 80 meter en niet direct naar het hospitaal te
brengen. “Dit gebeurt niet alleen met meeuwen, maar ook met andere vogels die uit het nest vallen.
Het is soms een dilemma, maar toch is het het beste om het dier bij de ouders te laten.”
Zware druk
De vogelopvang staat al onder zware druk door het gebrek aan financiële steun, omdat er door de
coronamaatregelen niet meer gecollecteerd kan worden. “We werken met vrijwilligers. Iedere
donatie is welkom.