Het wereldkampioenschap zonneracen voert teams in zonneauto’s dwars door het Australische landschap. Over een afstand van 3000 kilometer strijdt het Nederlandse Brunel Solar Team met de Nuna 13 om de winst. De Haarlemse Daan van den Dries, chief engineer bij het Brunel Solar Team, was te gast bij Haarlem Vandaag om hierover te vertellen.
“Elk jaar doen we met een nieuw team van achttien ambitieuze studenten van de TU Delft mee aan de World Solar Challenge”, vertelt Van den Dries. In dit kampioenschap nemen teams van veertig verschillende universiteiten van over de hele wereld het tegen elkaar op. Ieder team racet met een zelfgebouwde zonneauto. “Hiermee gaan we 3000 kilometer racen door de Australische outback”, legt hij uit.
Luister hier het volledige interview terug. Tekst gaat verder onder audio.
In een race draait het om snelheid, maar volgens Van den Dries is dat in dit geval niet de belangrijkste factor. “Het gaat vooral om efficiëntie. Je rijdt op energie van de zon, en je moet kijken hoe je die energie het best kan gebruiken. Degene die dit als beste doet, komt als eerst over de finish.” Hij legt uit hoe ze dit hebben toegepast bij hun zelfgebouwde auto, de Luna13. “We hebben op basis van ons onderzoek, de best zonnepanelen. Deze zijn ongeveer twee keer zo efficiënt als de panelen die mensen op hun dak hebben liggen.”
“Alles moet zo licht mogelijk zijn. Elk grammetje telt”
Daan van den Dries
Naast de zonnepanelen heeft het team ook een eigen elektromotor ontwikkeld. Deze is gemaakt van licht materiaal, aangezien het gewicht van de auto een grote rol speelt. “Alles moet zo licht mogelijk zijn. Elk grammetje telt”, legt hij uit. Van den Dries zegt zelf niet te rijden. “Ik zit in de auto achter Luna, waar ik me bezig houd met de strategie. Ik bepaal dus welke snelheid er wordt gereden, en of we bijvoorbeeld tegenstanders gaan inhalen etc.”
Nobele taak maar niet comfortabel
Hij vertelt dat racen in zo’n zonneauto allesbehalve comfortabel is. “In de cockpit kan het wel 40 of 50 graden worden”, weet de engineer. “Je zit drie tot vier uur in de auto. De vering is ook niet bepaald comfortabel, maar je doet natuurlijk alles om die wereldbeker terug naar Nederland te halen.” Coureurs hebben het dus flink zwaar tijdens zo’n race, maar volgens Van den Dries is het een nobele taak. Van den Dries: “Als je jaren werkt aan dit doel, dan is het natuurlijk een mooie taak als jij als coureur in die auto mag zitten, en daarmee het voortouw neemt.”