Een eeuwenoude sigarenwinkel, een verborgen hofje en een vis op de gevel van een winkel: in Haarlem zijn allerlei sporen te vinden die te maken hebben met het slavernijverleden. Die historische vingerafdrukken worden belicht in de stadswandeling Sporen van Slavernij in Haarlem.
Het is niet voor niets dat de stadswandeling Sporen van Slavernij in Haarlem gisteren was. Vandaag is het namelijk Keti Koti, de dag dat de afschaffing van slavernij wordt gevierd. Er verzamelden zich gisteren zo’n twintig mensen in het Kenaupark, waar de wandeling van ongeveer anderhalf uur begon.
De stoet, begeleid door twee gidsen, liep onder andere langs het huis van de familie Testart. In 1750 betrok de toenmalige Haarlemse burgemeester Elbert Testart de woning. Hij was tevens bewindhebber van de VOF. Ook op het Vervulft is een spoor te vinden. Het Oost- en West Indisch Worstvat is een teken van koloniale economie. “Super interessant”, zegt Helina Gulenia, ‘want ik ben zelf Haarlemmer. Ik wist niet dat er zoveel punten bestonden die een link hebben met kolonialisme’.
Slavernij ging gewoon door
Mark Poelman vond de wandeling ‘heel indrukwekkend’. “Ik heb meegelopen omdat ik dit stukje geschiedenis niet kende, al woon ik al mijn hele leven in Haarlem. Ik wist bijvoorbeeld helemaal niet dat de slavernij gewoon doorliep, ook na de afschaffing ervan in 1863. Mensen kregen contracten of werden ontvoerd. Maar de slavernij was niet afgelopen.”
Persoonlijk verhaal
De twee gidsen van de wandeling zijn historica Dineke Stam en Miriam Rasoelbaks. Voor Miriam staat het slavernijverleden pijnlijk dichtbij. Haar oma werd namelijk nog in 1914 tegen haar wil van India naar Suriname gebracht om te werken op een plantage.
Ondanks dat de slavernij officieel was afgeschaft, voeren tussen 1873 en 1916 64 schepen van India en Indonesië naar Suriname. In totaal werden er 34.000 Indiërs, waarvan sommige vrijwillig en anderen gedwongen of ontvoerd, naar Suriname gebracht. 10 tot 14 procent overleefde de tocht niet. De oma van Miriam overleefde samen met haar baby van zes maanden de tocht wel.
“Mijn voorouders kwamen uit India en die zijn geronseld”, zegt Miriam. “Ikzelf had als kind altijd moeite met het woord slavernij. Op latere leeftijd ben ik gaan uitzoeken wie ik ben en waar ik vandaan kom. Ik ben er toen achter gekomen dat mijn grootmoeder is ontvoerd met haar baby – die later verkocht werd – en te werk werd gesteld op plantage Spieringshoek in Suriname.”
Onthoud de uitgebuite lichamen
Volgens de twee gidsen moeten dit soort verhalen verteld worden. Ze willen dan ook nog meer bewustwording van het slavernijverleden in Nederland. Historica Dineke: “Heel lang is er nooit over de slavernij gesproken. Vlak na de afschaffing ervan in 1863 werd het verborgen en sprak men er niet meer over. Het is dan ook een goede ontwikkeling dat er meer aandacht voor komt. We mogen die uitgebuite mensen niet vergeten.”
Natuurlijk zijn de twee vrouwen er dan ook voorstander van om van Keti Koti een nationale herdenkingsdag te maken. “Ik kan daar alleen maar volmondig ‘ja’ tegen zeggen”, glimlacht Dineke. “Dit is een deel van onze geschiedenis. Het heeft ons gevormd tot wie we zijn en waar we bij stil moeten staan.”