Het deels leegstaande raadhuis van Zandvoort is vanaf dit weekend een pop-up museum. En daardoor is er eindelijk meer ruimte voor collecties en kunst die thuis horen in de badplaats. Zoals de verzameling van autocoureur Michael Bleekemolen, maar ook de enorme collectie grammofoonspelers van Zandvoorter Jelle Attema.
Een paar jaar geleden verhuisden veel Zandvoortse ambtenaren naar het Haarlemse gemeentehuis voor een nauwere samenwerking. Sindsdien staat de begane grond van het oude raadshuis in het centrum leeg. Met een tijdelijk museum krijgt het weer de allure die het historische pand verdient.
De trofeeën en andere parafernalia van autocoureur Michael Bleekemolen zal zeker een lokkertje zijn voor de autoliefhebbers die de komende maanden naar Zandvoort komen. En met het oog op die Grand Prix begin september op het circuit van Zandvoort, is de wisselende tentoonstelling ‘Car Art’ ook een goede start voor het pop-up museum.
Schilderijen van motorolie
De kunstig gefabriceerde auto’s springen in het oog. Maar minstens zo bijzonder zijn de schilderijen van Johannes Steendam, gemaakt van motorolie. De kunstenaar heeft altijd al een voorliefde voor auto’s gehad, vertelt hij. “En ik had wat auto-onderdelen in mijn atelier liggen en daar was ik een beetje mee aan het rommelen. Mijn vieze handen smeerde ik uit op papier en toen ging er een lampje branden.”
Maar ook de enorme collectie grammofoonspelers van Zandvoorter Jelle Attema komt erg goed tot zijn recht in de kamers van het raadhuis. Hij heeft zijn tentoonstelling uit het Museum van de twintigste eeuw in Hoorn verhuisd naar Zandvoort. “Als Zandvoorter is het uiteindelijk leuker om het in Zandvoort te hebben.”
Attema, maar ook vrijwilliger Willem Paap van het pop-up museum, hebben nu wel één grote wens: dat het museum na twee en half jaar een permanent museum wordt. “De raad moet maar eens goed nadenken”, zegt Willem Paap kijkend naar de raadszaal boven het museum dat nog wel door de Zandvoortse politiek wordt gebruikt. “Als het zou kunnen zou dit een mooie plaats zijn voor een museum.”