In het kader van Open Joodse Huizen worden er vandaag in dertien panden in Haarlem herdenkingsbijeenkomsten gehouden.
Dit initiatief komt voort uit de wens van huidige bewoners van joodse huizen om de geschiedenis van hun huis met verhalen te gedenken. Open Joodse Huizen werd voor het eerst georganiseerd in 2012 in Amsterdam door het Joods Historisch Museum. Sindsdien worden door lokale werkgroepen ook in andere steden huizen opengesteld voor publiek. Deze manier van herdenken past in de joodse traditie. Hier wordt nadruk gelegd op het belang van het huis.
De Lange Wijngaardstraat 14 is zo’n pand dat vroeger dienst deed als het Gemeentegebouw van de Joodse gemeenschap in Haarlem. Het gebouw fungeerde als vergaderlocatie, godsdienstschool en administratief centrum. Op 4 mei openden de huidige bewoners de deuren voor geïnteresseerden om de geschiedenis van het gebouw te herdenken. Kunsthistoricus Wim de Wagt sprak over het gebouw en zijn bewoners. Verslaggever Yves Crijns was erbij.
Het voormalige Gemeentegebouw is bijna niet meer als zodanig te herkennen. In 1951 verkocht de gedecimeerde Joodse gemeenschap het pand aan de gemeente Haarlem. Daarna huisvestte het pand de verkeerspolitie. Al sinds begin jaren 1970 is het pand gekraakt. Alleen een gedenksteen herinnert nog aan het verleden. Binnen oogt het rommelig en slecht onderhouden. De bovenverdieping lijkt een kunstenaarsatelier te zijn; de vloer ligt vol met verfklodders. Wim de Wagt onderzocht twintig jaar geleden al in opdracht van gemeente Haarlem of het pand monumentwaardig is. En dat was het volgens De Wagt.
Het gebouw
De Lange Wijngaardstraat 14 is een samenvoeging van drie percelen. In één perceel zat vanaf 1857 een joodse godsdienstschool. In 1888 werd het Gemeentegebouw ingewijd. De architect was de zoon van de voormalig stadsarchitect. Het gebouw moest een stadspaleis worden, eigenlijk te groots voor de straat. De bouw kostte de Joodse gemeenschap veel geld, maar men was erg trots. In Haarlem was het Gemeentegebouw een apart gebouw, los van de synagoge, omdat de Joodse gemeenschap groeide en er geen ruimte was om bij de synagoge aan de Lange Begijnstraat bij te bouwen.
Het gebouw had drie ingangen en twee verdiepingen. Aan de achterkant bevond zich de mikwe (ritueel bad). Aan de zijkant was de ingang van de kosterswoning. Eind jaren 1930 kwam er steeds meer druk op het pand te staan. Joden konden nog maar moeizaam hun cultuur beleven in het openbaar. Daarnaast vluchtten Joden uit Duitsland naar Haarlem. Op de open plaats achter het gebouw werd een zandbak aangelegd, zodat Joodse kinderen toch konden buitenspelen.
De menselijke herinnering
Onder de Haarlemse Joodse gemeenschap groeide de hoop dat vervolging hen bespaard bleef. Maar in augustus en september 1943 werden toch bijna alle Joden uit Haarlem gedeporteerd. In de jaren hiervoor woonde conciërge Nathanni Zilversmit met zijn vrouw Minna en dochter Friederika in de kosterswoning. Friederika had een relatie met David Goud, zoon van bakker Goud in de Jansstraat. In augustus 1942 werden de eerste Joden uit Haarlem gedeporteerd, waaronder de gezinnen Zilversmit en Goud. Friederika en David trouwden in Westerbork. Een paar dagen later werd Friederika in Auschwitz vermoord. David werd een paar maanden later omgebracht.