Bijna 25 jaar geleden bedacht de Duitse kunstenaar Gunter Demnig het ‘stolpersteineproject’. Betonnen stenen met een messing plaatje markeren het laatste huis waarin Joden, Roma en Sinti in de Tweede Wereld voor het laatst in vrijheid leefden voordat ze werden gedeporteerd en vermoord. Demnig weet dat hij niet alle miljoenen stenen kan leggen. Maar soms toert hij door een land om toch weer een paar zelf de grond in te timmeren, zoals vanmiddag in Haarlem.
Het is niet de minste steen die Gunter Demnig zorgvuldig in het gat laat zakken op de stoep voor het huis aan de Bakenessergracht 46a. Hier woonde rabbijn Simon Philip de Vries met zijn vrouw Judith, toen ze werden opgepakt en op 24 maart 1944 om het leven werd gebracht in het kamp in Bergen-Belsen.
Voor Demnig geldt dat elke steen even belangrijk is. “Iedereen kent het aantal slachtoffers, maar er was een priester in Keulen die mij leerde: Gunter, je zal nooit een miljoen stenen leggen, maar je kan klein beginnen.”
Tekst gaat door na de video
In 1996 legde hij de eerste stolpersteine (struikelsteen, red.) in zijn eigen woonplaats Berlijn. Pas vier jaar later werd het project officieel omarmd door anderen, die de stenen door hem lieten maken. Het sneeuwbaleffect dat er toen ontstond, heeft ervoor gezorgd dat er na dit jaar 90 duizend zijn gelegd in 26 landen in Europa, heeft hij berekend. “Dat is maar een klein aantal”, weet hij. “Maar ik denk dat het belangrijk is als symbool.”
Naast de stenen voor rabbijn De Vries en zijn vrouw werden er op nog zeven andere adressen stenen gelegd. Dit jaar is in Haarlem een tienjarig project gestart om alle omgekomen Haarlemse Joden, Roma en Sinti een herdenkingssteen te geven voor hun laatste woonadres.