De bordjes ‘Vol, No Vacancies, Besetzt’ hangen weer aan de hoteldeuren in Zandvoort: na twee jaar is het hotelseizoen tijdens Pasen weer normaal van start gegaan. Het ontroert hoteleigenaar Martin Faber als hij terugdenkt aan die lege kamers. “Ik dacht: ik maak er maar appartementen van.”
Martin Faber runt sinds de zeventiger jaren van de vorige eeuw het hotel aan de Kostverlorenstraat, de weg die leidt naar de zee. Zijn opa Tjeerd was het begonnen in 1932, waarna zijn vader Marin het in 1958 doorzette en zijn zoon Nick zal het hotel na hem runnen. Niet dat Martin erover denkt om te stoppen, zeker niet nu de lockdowns voorbij lijken te zijn.
Maar het is nu wel aanpoten. Zijn dochters Lotte en Fleur springen in het drukke Paasweekend bij, terwijl ze volgende week weer naar hun eigen baan moeten. En zijn vrouw Patricia is druk met het schoonmaken van de kamers. Er is niet genoeg personeel, zoals bij zoveel horecazaken momenteel.
Museum
Martin heeft amper tijd tijdens het ontbijt. Er moeten eieren en spek gebakken worden voor de voornamelijk Duitse gasten. De vaak vaste gasten zijn blij dat ze hier weer terecht kunnen.
“Gemutlichkeit, die geselligkeit, de familiär”, omschrijft een gast het hotel. Ze zitten tussen de vitrinekasten met de familie-verzameling porselein, treintjes, auto’s en ruim 100 portretschilderijen van de vader van Martin. “Het is eigenlijk een museum”, vindt de hoteleigenaar.
Maar het had niet veel gescheeld of dit hotel annex museum had de negentig jaar niet gehaald. “Die eerste golf (van coronagevallen, red.) ben ik flink aan het schilderen geweest, maar die tweede golf had ik nergen zin in. En ik denk, ik maak er maar appartementen van.” Martin Faber heeft nu plannen voor de toekomst, en ook dat maakt hem emotioneel. “Ik ben ook maar een mens.”