Twee kerkgenootschappen moeten van de rechter officiële documenten geven aan een groep oud-bewoonsters van een katholiek opvanghuis voor jonge meisjes in Bloemendaal. Volgens de vrouwen liet het tehuis hen tot eind jaren ‘70 van de vorige eeuw dwangarbeid verrichten.
De vrouwen willen een schadevergoeding van de kerkgenootschappen, die door hen worden gezien als de juridische opvolger van de instelling waar zij destijds woonden. Het besluit van de rechter, gisteren genomen in Haarlem, betekent een belangrijke stap voor de vrouwen. Met de documenten hopen ze aan te tonen dat zij tussen 1951 en 1979 dwangarbeid moesten plegen en dat beide kerkgenootschappen daarvoor verantwoordelijk gehouden kunnen worden.
De vrouwen, destijds tieners, moesten naar eigen zeggen onder meer lange dagen werken bij rijke Bloemendalers thuis, in de wasserij of een naastgelegen internaat. De vrouwen woonden in het observatiehuis Huize Maria Immaculata aan de Krommelaan in Bloemendaal, toen nog onderdeel van ‘De Goede Herder’. Die organisatie had meer vestigingen in Nederland. In totaal gaat het om 19 vrouwen die naar de rechter zijn gestapt, waarvan er zes woonden in Bloemendaal.
‘Gevallen meisjes’
In de Bloemendaalse instelling werden zogenoemde ‘gevallen meisjes’ opgevangen, waarvan de ouders niet meer voor ze konden zorgen of nadat de rechter had bepaald dat ze uit huis moesten worden geplaatst. Er was plaats voor dertig tieners, die gedurende drie maanden werden geobserveerd door psychologen en psychiaters. Vervolgens werden ze doorverwezen naar andere instellingen van De Goede Herder.
De dwangarbeid vond volgens de zes vrouwen plaats onder toeziend oog van ‘De Zusters van De Goede Herder’. In 2019 verscheen er al een uitgebreid rapport over de werkwijze van De Goede Herder en de rol van de overheid daarbij, van de hand van de hoogleraren Heerma van Voss en Houwerzijl. Zij concludeerden dat er binnen instellingen van De Goede Herder sprake was geweest van dwangarbeid.
Schadevergoeding
Advocaat Liesbeth Zegveld staat de vrouwen bij in het proces. “Ze willen erkenning voor het feit dat er sprake is geweest van dwangarbeid en zullen een schadevergoeding eisen voor de jaren dat ze kosteloos al dat zware werk moesten doen.”
De kerkgenootschappen stellen echter dat er sprake is van verjaring. Ook stellen zij dat ze niet verantwoordelijk zijn voor het beleid dat destijds werd gevoerd bij Huize Maria Immaculata. Daar gingen stichtingen over, die niet meer zouden bestaan. “Bovendien is het voor deze kerkgenootschappen erg lastig om zich in deze zaak te verweren. Dan hebben we het niet alleen over verjaring, maar ook over het feit dat er nog maar een paar zusters leven”, stelt hun advocaat Pieter Nabben. “Eén is bijvoorbeeld al boven de 100 jaar en zij kunnen zich niet of niet goed meer verdedigen.”
Wel of niet rechtmatig gehandeld
Huize Maria Immaculata opende in 1927 de deuren en heette sinds 1973 Huize De Kromming. In 1982 sloot het observatiehuis haar deuren. Het was verbonden aan Klooster Euphrasia in Bloemendaal. “Het gaat om tragische jeugdgeschiedenissen en er waren sobere voorzieningen. De zusters meenden uit barmhartigheid destijds altijd het goede te doen. Er zijn ook verhalen van oud-bewoonsters die ze daarvoor dankbaar zijn geweest. Het gaat er nu om of zij naar de normen van toen wel of niet rechtmatig gehandeld hebben”, aldus advocaat Nabben.
De advocaat van de vrouwen stelt dat beide kerkgenootschappen wel degelijk verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor het beleid in het Bloemendaalse observatiehuis voor 1979. Ze gaat de nog over te dragen stukken bestuderen en daarna zal moeten blijken of het voldoende is om de zaak verder inhoudelijk te behandelen. Maart volgend jaar zal daar meer duidelijkheid over zijn.