De staat heeft de belangen van omwonenden van Schiphol onvoldoende meegenomen in besluitvorming rond het vliegverkeer van en naar de luchthaven. Dat heeft de rechtbank in Den Haag beslist in een bodemprocedure over geluidshinder rond de luchthaven.
Binnen een jaar moet de staat gaan handhaven op de regels. Ook moeten mensen die last hebben van geluidshinder van Schiphol makkelijker aan de bel kunnen trekken, ook als zij niet direct rond de luchthaven wonen.
Volgens de rechtbank zijn de regels van geluidshinder rond Schiphol sinds 2010 onvoldoende gehandhaafd. “Het beleid dat sindsdien wel is gemaakt en uitgevoerd, is gebaseerd op meetpunten waarvan al sinds 2005 duidelijk is dat die geen volledig beeld geven van de spreiding en ernst van de geluidsoverlast. Het ontbreekt aan adequate en daadwerkelijk gehandhaafde normen van de geluidbelasting voor mensen die overlast ervaren door Schiphol. Sinds 2010 is gewerkt met tijdelijke regelingen en conceptregelingen die niet zijn aangenomen of in werking zijn getreden. Daardoor is voor burgers nog steeds niet duidelijk op basis van welke normen ze welke rechtsbescherming krijgen.”
Groei belangrijker
Daarnaast werd het belang van de ‘hubfunctie’ en de groei van Schiphol voorop gesteld. Pas daarna werd gekeken of en hoeveel ruimte er nog was voor andere belangen, oordeelt de rechtbank. Ook heeft de staat een te grote groep, die wat verder van de luchthaven woont niet serieus heeft genomen, terwijl volgens onderzoek van onder meer de GGD en het RIVM blijkt dat de meeste mensen die geluidsoverlast van Schiphol ervaren juist buiten de ‘geluidscontouren’ wonen, dat is een lijn op de kaart rondom Schiphol die gebruikt wordt om geluidbelasting van luchtverkeer van en naar de luchthaven in beeld te brengen.
De uitspraak betekent niet direct dat er ook minder van en naar luchthaven gevlogen wordt. De rechtbank oordeelt dat het aan de staat is om zelf is om met concrete oplossingen te komen, waarbij alle belanghebbende worden meegewogen.